1 NOVEMBER 2017
https://www.nrc.nl/nieuws/2017/11/01/kunst-is-een-levensbehoefte-net-als-de-liefde-13793629-a1579531

‘Kunst is een levensbehoefte, net als liefde’

Pieter en Françoise Geelen

Met hun Turing Foundation heeft het echtpaar Geelen al zo’n 35 miljoen euro geschonken aan beter onderwijs, leprabestrijding, natuur en kunst. Nu zoeken ze voor het eerst de publiciteit.

Veel rijke mensen doen zichzelf tekort, zeggen Pieter en Françoise Geelen. Geld tellen, daar is geen lol aan. En hoeveel auto’s en zeilboten heeft een mens nodig? Veel leuker is het, zeggen ze, om een bijdrage te leveren aan een betere wereld. Met hun Turing Foundation, vernoemd naar de Britse computerwetenschapper Alan Turing, hebben de Geelens de afgelopen elf jaar zo’n 35 miljoen euro geschonken aan onderwijs, leprabestrijding, natuurbescherming en kunst. En daar gaan ze naar verwachting nog zo’n tien jaar mee door, net zo lang tot het geld van de stichting op is.

Woensdag deelden de twee voor de vijfde keer de Turing Toekenningen uit, kunstprijzen van 500.000 en 150.000 euro. Bestemd voor bijzondere tentoonstellingsconcepten van musea die durven te dromen. Twee jaar geleden ging de hoofdprijs naar het Fries Museum, voor een expositie over Lourens Alma-Tadema, de negentiende-eeuwse schilder. Een tentoonstelling die wereldwijd de aandacht trok én een recordaantal bezoekers.

Dit jaar is het weer een klein museum dat een half miljoen krijgt: Museum Prinsenhof in Delft, voor de eerste grote Nederlandse tentoonstelling over interieurschilder Pieter de Hooch. De toekenning van 1,5 ton gaat naar Museum Beelden aan Zee, als bijdrage aan een tentoonstelling over de Russische beeldhouwer Ossip Zadkine.

Programmeur Pieter Geelen (1964) is een van de oprichters van TomTom, de fabrikant van navigatie-apparatuur. „We zijn heel normale mensen, we zijn niet rijk geboren”, zegt zijn vrouw Françoise (1963). Maar toen TomTom in 2005 naar de beurs ging, stonden ze opeens wel hoog in de Quote 500. „Een tsunami van geld overspoelde ons.”

Thuis op de bank besprak het paar wat ze met hun vermogen zouden doen. Ze besloten een stichting op te richten, waar ze 100 miljoen instaken. Maar welke goede doelen zouden ze steunen? Françoise koos voor kunst en natuur, Pieter voor onderwijs en lepra. Pieter: „Eerst zeiden we: nee, geen ziektes. Tot ik me herinnerde hoe ik me als achtjarige scholier verbaasde: het kostte maar een kwartje om iemand van lepra te genezen. Waarom lieten volwassenen het dan toe dat die ziekte maar voortwoekerde?”

De Turing Foundation heeft tal van wetenschappelijke onderzoeken naar lepra mogelijk gemaakt. Ook hebben de Geelens sinds 2006 honderdduizend kinderen in West-Afrika een schoolopleiding geboden. Op kunstterrein steunt Turing musea voor beeldende kunst en muziek- en poëzieprojecten. De inzet is om zoveel mogelijk mensen van kunst te laten genieten. Opvallend project waren de bussen waarmee vijf jaar lang scholieren naar musea werden gebracht.

Toch is de Turing Foundation nauwelijks bekend bij het grote publiek. Dat ligt voor een belangrijk deel aan Pieter en Françoise Geelen zelf. Zij hebben de stichting met opzet niet naar zichzelf vernoemd en schuwen de publiciteit.

Vanwaar die terughoudendheid?

Pieter: „Een van de vier medewerkers die onze stichting runnen, raadde ons destijds aan om de pers te woord te staan. Ik zei toen tegen een journalist dat ik die gesprekken best eng vond. De volgende dag stond in de krant: ‘Filantroop zoekt de spotlights.’ Het omgekeerde van wat ik wilde. En onder dat artikel verschenen online ook nog reacties als: ‘Weet je wel hoeveel geld hij daar voor de belastingen mee gaat besparen?’ En: ‘Ik geloof niet in sprookjes, er zal wel wat achter zitten.’”

Maar nu zoeken jullie weer de publiciteit, ook al willen jullie nog steeds niet herkenbaar op de foto.

Françoise: „We willen meer aandacht voor de Turing Toekenning. Het gaat toch om meer dan een half miljoen euro. Dat daarover alleen maar kleine artikeltjes verschijnen, is toch karig? Ook lijkt het ons leuk om die toekenningen te vieren. Niet om ons, maar voor de betrokken musea.”

Pieter: „Wij hopen dat onze nominaties een kwaliteitskeurmerk worden. Daar heb je een beetje reuring voor nodig. Dan lukt het makkelijker om niet alleen de prijswinnaars, maar ook de andere genomineerde plannen te realiseren. Dat willen de musea ook. Ook als ze onze prijs niet winnen, zijn ze vaak zo verliefd geworden op hun plan, dat ze het niet meer willen laten vallen. Met meer media-aandacht is het voor musea makkelijker om fondsen te werven.”

Hoe kwamen jullie erbij om zo’n grote prijs in het leven te roepen?

Françoise: „We constateerden elf jaar geleden dat veel grote tentoonstellingen ons land voorbijgingen. Maar waarom zouden we hier niet net zulke fantastische dingen kunnen laten zien als in Londen, Parijs of New York? We dragen vaak bedragen tot een ton bij aan tentoonstellingen. Maar door af en toe een half miljoen beschikbaar te stellen, nodigen we musea uit om groot te denken.”

Hoe vergroot je als museum je kansen op die prijs?

Françoise, met een lach: „Zeker niet door het budget op te kloppen. Onder de dertig inzendingen zitten altijd wel een paar luie voorstellen. Bestaande plannen die met onze toekenning een paar ton extra aan marketing willen binnenhalen. Dat is niet bepaald een grote droom.

„Of je ziet aan een voorstel af dat een junior medewerker aan het werk is gezet. Zo van: ‘Probeer jij dat maar eens even.’ Ook zijn er onrealistische plannen waarvan wij na al die jaren meteen zien dat het niks wordt. Dan steunt een plan bijvoorbeeld op een onrealistische bruikleen. De Mona Lisa komt heus niet naar Nederland.”

En wat moet je vooral wel doen?

Françoise: „Kom met een tentoonstelling die bij je museum past. Dat gebeurde met Lourens Alma-Tadema in het Fries Museum. Hij werd geboren in Dronrijp, ging naar school in Leeuwarden en werd beroemd in Londen. Echt leuk dat hij dan juist in het Fries Museum komt te hangen.”

Pieter: „Het concept klopte ook. Er was een verhaal. Het was niet zoveel mogelijk Alma-Tadema’s binnenhalen, maar laten zien hoe zijn werk onze blik op de klassieke wereld heeft bepaald.”

Geldt dat ook voor de winnaar van dit jaar?

Françoise: „Ja, ook weer een heel ambitieus plan. Welke stad heeft geen Pieter de Hoochstraat? Toch is hier nooit een tentoonstelling aan hem gewijd. Nog nooit. En er is een randprogrammering waar de hele stad bij wordt betrokken.”

Waren jullie ook zo enthousiast geweest als het Mauritshuis dit plan had ingediend, in plaats van Prinsenhof?

Françoise: „Het verbaast me dat dat niet is gebeurd. Het Mauritshuis of het Rijks had die tentoonstelling allang moeten organiseren. Stoer dus dat Prinsenhof dat nu gaat doen.”

Wat de Geelens zich niet realiseerden toen ze elf jaar geleden hun stichting opzetten: hoeveel werk het met zich mee zou brengen. Ze reizen veel om projecten te bezoeken. En samen met de twee andere bestuursleden beslissen ze welke goede doelen steun krijgen. Dat kost veel tijd, zegt Pieter, wijzend op de drie kisten met de dertig voorstellen voor de Turing Toekenning.

Maar daar staat veel tegenover, zeggen ze enthousiast. Pieter: „We ontmoeten zoveel bevlogen mensen.” Françoise: „Als iemand mij een foto appt van een rij mensen die zelfs in de regen geduldig staan te wachten voor de Alma-Tadema-expositie maakt me dat blij.”

Vlak na de komst van jullie stichting begon de overheid fors te bezuinigen op cultuur.

Françoise: „Kunst wegzetten als iets onbelangrijks, daar ben ik het zo mee oneens. Kunst is geen linkse hobby. Ik krijg hoofdpijn van politici die dat zeggen. De verschraling tegengaan, dat is wat wij willen. Supergaaf dat wij in de positie zijn om dat te doen.”

Pieter: „Net als liefde is kunst een belangrijke levensbehoefte. Zonder beeldende kunst, muziek en poëzie is het leven schraal.”