Bij de donkerste tonen van een cello
zie ik als Marsman onder zware wolken het
water onstuitbaar door het laagland stromen
Bij het snelle zwellen van het dwingende ritme
klim ik als Caspar David Friedrich naar waar een
woeste bergtop ongenaakbaar over de aarde heerst.
Maar bij het smachtende snikken van de trage
klanken kan ik als Verlaine de weemoed voelen
van een kille herfstwind die dichters huilen doet.
En na het langzame sterven van de laatste noten
weet ik dat ik vreugde en verdriet enkel nog kan
bezweren in het onbeholpen fluiten van een eigen lied.